1. De rechter kan na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding
van
tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een
kind
aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de
ouders
en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou
komen,
of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2. De beslissing op grond van lid 1 wordt gegeven bij de beschikking houdende scheiding
van
tafel en bed, echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en
bed of bij latere beschikking.
3. Indien een beslissing op grond van lid 1 niet alle kinderen der echtgenoten betrof,
vult
de rechter haar aan op verzoek van een van de ouders, van het Bureau voor
Familierechtelijke
Zaken of ambtshalve.
4. De rechter kan, indien hem blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop
prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op de voet van lid 1. Hetzelfde geldt indien
de
minderjarige de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden
geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake.