Wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding dan wel het
vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van
hen dan wel van de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, benoemt de
kantonrechter of, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, indien hij
dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard
van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of
ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte,
te vertegenwoordigen.