1. De ouders die niet met elkaar zijn gehuwd noch met elkaar gehuwd zijn geweest en die
nimmer het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk hebben uitgeoefend, oefenen
dit
gezamenlijk uit, indien zulks op hun beider verzoek in het in artikel 244 bedoelde
register
is aangetekend.
2. De aantekening wordt door de griffier geweigerd, indien op het tijdstip van het
verzoek:
a. een of beide ouders onbevoegd zijn tot het gezag;
b. een van beide ouders is ontheven of ontzet van het gezag en de andere ouder het gezag
uitoefent;
c. een voogd met het gezag over het kind is belast; of
d. de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken.
3. Tegen de weigering van de aantekening is alleen beroep mogelijk, indien zij heeft
plaatsgevonden op grond
van onbevoegdheid van een of beide ouders tot het gezag anders dan vanwege minderjarigheid
of ondercuratelestelling. Alsdan kan de kantonrechter worden verzocht de aantekening te
gelasten. Hij wijst het verzoek af, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de
belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.