Indien het ontwerp van akkoord tegelijk met het verzoekschrift tot verlening van surséance ter griffie is nedergelegd, kan de kantonrechter, bewindvoerders gehoord, gelasten, dat de in artikel 209 bedoelde behandeling van het verzoek niet zal plaats hebben, in welk geval hij tevens zal vaststellen;
1°. de dag, waarop uiterlijk de schuldvorderingen, ten aanzien waarvan de surséance werkt, bij de bewindvoerders moeten worden ingediend;
2°. dag en uur, waarop over het aangeboden akkoord zal worden geraadpleegd en beslist.
Tussen de dagen , onder 1°. en 2°. vermeld, moeten ten minste veertien dagen verlopen.
Indien de kantonrechter van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of het ontwerp van akkoord niet tegelijk met het verzoekschrift tot het verlenen van surséance ter griffie is nedergelegd, zal hij, bewindvoerders gehoord, de dagen en uren, in het eerste lid bedoeld, vaststellen zodra de beschikking, waarbij de surséance definitief is verleend, kracht van gewijsde heeft verkregen of, indien het ontwerp van akkoord eerst daarna ter griffie is nedergelegd, dadelijk na die nederlegging.
