De notaris, die door ouderdom, zwakte of aanhoudende ziels- of lichaamsziekten, tot
de uitoefening van zijn bediening ongeschikt mocht zijn geworden, kan, na verhoor of
behoorlijke oproeping, en na ingewonnen advies van de SNB en het Tuchtcollege, op
voordracht van de Minister eervol worden ontslagen.