1. Wanneer een notaris door ziekte of andere omstandigheden tijdelijk verhinderd
wordt om zijn ambtsbediening uit te oefenen, zal, op daartoe door hem, zijn
echtgenote, of een van zijn bloedverwanten of aangehuwden te doen verzoek, of
ambtshalve door de Procureur-generaal hetzij een notaris, hetzij een kandidaat —
notaris, als waarnemer worden aangewezen.
2. Wanneer het verzoek in lid 1 bedoeld door de notaris geschiedt, kan hij daarbij een
kandidaat — notaris of notaris tot waarnemer aanbevelen.
3. Wordt de aanbevolene aangewezen, dan is de notaris, behoudens zijn verhaal op
de waarnemer, tegenover derden hoofdelijk met hem aansprakelijk.
4. Zodra de reden van de verhindering vervallen is, zal de Procureur-generaal hetzij
op verzoek van de notaris, hetzij ambtshalve die aanwijzing intrekken. Eerst na
die intrekking zal de vervangen notaris zijn ambtsbediening hervatten.
5. Van de beschikking tot aanwijzing van een waarnemer alsmede de intrekking van
een aanwijzing, wordt door de Procureur-generaal een afschrift daarvan
verzonden naar de SNB.