1. Het Tuchtcollege neemt geen beslissing dan na de notaris of kandidaat-notaris en,
indien een klacht is ingediend, de klager te hebben gehoord, althans daartoe
behoorlijk te hebben opgeroepen.
2. De notaris of kandidaat-notaris wordt binnen een termijn van ten hoogste 10 (tien)
weken nadat de zaak bij het Tuchtcollege aanhangig is gemaakt opgeroepen om
op een door de voorzitter te bepalen dag en uur ter zitting te verschijnen. De
voorzitter van het Tuchtcollege kan deze termijn verlengen met ten hoogste
dezelfde termijn indien het hem blijkt dat daar aanleiding toe is.
3. De oproeping geschiedt ten minste 14 (veertien) dagen vóór de dag tot het
verhoor bepaald, bij aangetekende brief, met vermelding van hetgeen de notaris
of kandidaat-notaris wordt verweten.
4. De behandeling door het Tuchtcollege geschiedt in het openbaar. Het
Tuchtcollege kan om gewichtige redenen bevelen dat de behandeling geheel of
gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden.
5. De betrokken notaris of kandidaat-notaris en de klager zijn bevoegd zich bij de
behandeling van de klacht door een raadsman te doen bijstaan. Zij en hun
raadslieden worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis
te nemen; hen wordt door de secretaris van het Tuchtcollege tijdig medegedeeld,
waar en wanneer deze gelegenheid bestaat.
6. Het Tuchtcollege kan weigeren bepaalde personen, die van het verlenen van
rechtshulp hun beroep maken en niet zijn advocaat, als raadsman toe te laten; de
behandeling van de klacht wordt in dat geval desgewenst aangehouden totdat de
betrokkene in de gelegenheid is geweest de geweigerde raadsman te vervangen;
hij wordt door de secretaris van de aanhouding en de reden daartoe in kennis
gesteld.