1. Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de voorzitter, de plaatsvervangende
voorzitter, het andere lid rechterlijke macht en het plaatsvervangend lid
rechterlijke macht, alsmede het lid notaris en het plaatsvervangende lid notaris in
handen van de President de volgende eed of verklaring of belofte af:
“Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk onder welke naam of
welk voorwendsel ook, in verband met het verkrijgen van mijn benoeming als lid
van het Tuchtcollege voor het Notariaat aan iemand wie hij ook zij, iets heb
gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven. lk zweer (beloof), dat ik, om iets
hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd
enige belofte of geschenken zal aannemen, middellijk of onmiddellijk. lk zweer
(beloof), dat ik de mij verstrekte opdrachten zal volbrengen, en de zaken, waarvan
ik door mijn benoeming tot lid van het Tuchtcollege voor het Notariaat kennis
draag, en die mij als lid geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het
vertrouwelijk karakter moet begrijpen niet zal openbaren aan anderen dan aan
hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben. lk
zweer (beloof) gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan alle andere wettelijke
regelingen. lk zweer (beloof) trouw aan de Republiek Suriname. Zo waarlijk
helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik!)”.
2. De secretaris en de plaatsvervangend-secretaris zijn personen die griffier bij de
rechterlijke macht. Zij worden benoemd door de voorzitter van het Tuchtcollege
op voordracht van het Tuchtcollege, voor een periode van vier (4) jaar en zijn
terstond eenmaal herbenoembaar.
3. Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen secretaris en diens plaatsvervanger in
handen van de voorzitter van het Tuchtcollege de ecd of verklaring of belofte af
als voorschreven in lid 1.
4. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, het andere lid rechterlijke macht,
het plaastvervangende lid rechterlijke macht, het lid en plaatsvervangende lid
notaris, dic naar eer en geweten oordelen, en de secretaris van het Tuchtcollege
zijn tot geheimhouding verplicht:
a. van de klachten en geschillen, welke bij het Tuchtcollege aanhangig zijn of
zijn geweest;
b. van hetgeen tijdens de behandeling van de klachten en geschillen ter kennis
van hen komt; en
c. van de beraadslagingen en de beslissingen door het Tuchtcollege.
5. Het Tuchtcollege is bevoegd de werkwijze en inrichting, haar werkzaamheden, en
de verdeling van taken onder al haar leden en plaatsvervangers, alsmede
personele ondersteuning van het secretariaat zelfstandig te bepalen.
6. De Minister belast met justitiƫle aangelegenheden draagt de kosten van het
Tuchtcollege. Het Tuchtcollege stelt jaarlijks een begroting op van de in het
daaropvolgende jaar te verwachten baten en lasten, investeringsuitgaven alsmede
inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij en krachtens
deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. Het
Tuchtcollege zendt de begroting voor 1 december van het aan het begrotingsjaar
voorafgaande jaar ter instemming aan de Minister.
7. De leden en de secretaris van het Tuchtcollege, alsmede hun plaatsvervangers
maken aanspraak op een vergoeding.
8. Het Tuchtcollege stelt jaarlijks een jaarverslag op en zendt dit voor 1 april aan de
Minister.
9. Bij of krachtens staatsbesluit worden nadere regels vastgesteld omtrent de
inrichting van de begroting, de aan de leden en de secretaris van het Tuchtcollege,
alsmede hun plaatsvervangers toe te kennen onkostenvergoeding en de inhoud
van het jaarverslag.