1. Indien er geen andere schuldeiser is die op het geëxecuteerde of op de koopprijs beslag heeft gelegd, en evenmin door de executie een beperkt recht vervalt, draagt de notaris aan de executant uit de nettoopbrengst van de zaak af hetgeen aan deze blijkens een door hem te dien aanzien aan de notaris afgelegde verklaring krachtens zijn executoriale titel toekomt; het overschot keert de notaris uit aan de geëxecuteerde.
2. Indien er wel schuldeisers of beperkt gerechtigden zijn als in lid 1 bedoeld, dan wel de in dat lid bedoelde verklaring wordt betwist of de notaris ernstige reden heeft te vermoeden dat zij onjuist is, stort de notaris de nettoopbrengst onverwijld bij een door hem aangewezen bewaarder die aan de in artikel 445 bedoelde vereisten voldoet.
3. Wanneer de schuldeisers die op de zaak of op de koopprijs beslag hebben gelegd, de beperkt gerechtigden wier recht door de executie vervalt, en de geëxecuteerde het vóór de betaaldag van de koopsom omtrent de verdeling van de te storten som eens zijn geworden, blijft de storting achterwege en keert de notaris aan ieder het hem toekomende uit.
4. In geval van executie door een hypotheekhouder is niet dit artikel, maar artikel 270 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
5. Van dit artikel kan in de koopvoorwaarden niet worden afgeweken.