1. Een gerechtelijke rangregeling als bedoeld in artikel 551a en in artikel 271 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, wordt verzocht aan de kantonrechter binnen wiens rechtsgebied zich de geëxecuteerde zaken geheel of grotendeels bevinden.
2. Bij het verzoekschrift wordt gevoegd een door de bewaarder van de openbare registers af te geven getuigschrift, waarin de inschrijvingen en de boekingen in het register van voorlopige aantekeningen worden vermeld die voor de aanwijzing van de in artikel 551 bedoelde belanghebbenden van belang zijn, alsmede een door de notaris af te geven staat van de schuldeisers die beslag hebben gelegd op de opbrengst van de executie of hun vordering ontlenen aan artikel 264 lid 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Tegen een benoeming krachtens lid 1 staat geen hogere voorziening open.
4. Op de rangregeling zijn de artikelen 482 tot en met 490a, 490c en 490d van toepassing.