Geen beslag op roerende zaken mag, uit welken hoofde ook, gedaan worden op:
a. het nodige bed en beddengoed van de geëxecuteerde en de inwonende leden van zijn gezin en op de kleren waarmee zij gekleed en gedekt zijn;
b. de gereedschappen van ambachtslieden en werklieden, tot hun persoonlijk bedrijf behorende;
c. de in het huis voorhanden zijnde voorraad van spijs en drank, dienende tot de behoefte van het huisgezin gedurende een maand;
d. het ingevolge artikel 642c ter griffie van het kantongerecht gestorte bedrag.