1. Erfgenamen en legatarissen van degene die vermoedelijk overleden is verklaard, zijn
verplicht alvorens zij de goederen der nalatenschap in bezit nemen, ten genoegen van de
kantonrechter zekerheid te stellen voor hetgeen zij aan de vermoedelijk overleden
verklaarde, mocht deze terugkeren, of aan erfgenamen of legatarissen die een beter recht
mochten hebben, moeten afdragen.
2. De erfgenamen zijn verplicht na de inbezitneming een behoorlijke boedelbeschrijving op
te maken.
3. Registergoederen mogen niet vervreemd of bezwaard worden, tenzij om gewichtige redenen
en met verlof van de kantonrechter. Kunnen zij bij een boedelscheiding niet zonder verkoop
worden verdeeld, dan worden zij onder bewind van een derde gesteld, die de inkomsten van
die goederen overeenkomstig hetgeen dienaangaande bij de verdeling is vastgesteld, zal
uitkeren.
4. De verdeling geschiedt bij authentieke akte, waaruit tevens moet blijken wat aan
legatarissen of andere gerechtigden is uitgekeerd.
5. De goederen der nalatenschap mogen niet worden verkwist en daaruit mogen niet
bovenmatige giften worden gedaan.
6. Erfgenamen en legatarissen zijn verplicht desgevraagd aan de rechter de nodige
inlichtingen te geven.
7. De in dit artikel genoemde verplichtingen vervallen op het door de rechter bepaalde
tijdstip, en uiterlijk na verloop van vijf jaar na de dag waarop de akte overeenkomstig
artikel 417 is opgemaakt. De rechter die de beschikking, houdende verklaring dat er
rechtsvermoeden van overlijden bestaat, geeft kan, gelet op de omstandigheden van het
geval, daarbij tevens bepalen dat een of meer der in dit artikel genoemde verplichtingen
niet zullen bestaan.