1. Is het bestaan van een persoon onzeker en is de in lid 2 aangegeven tijdruimte
verlopen, dan kunnen belanghebbenden de kantonrechter verzoeken dat hij aan hen zal
gelasten de vermiste op te roepen ten einde van zijn in leven zijn te doen blijken, en dat
hij, zo hiervan niet blijkt, zal verklaren dat er rechtsvermoeden van overlijden van de
vermiste bestaat.
2. De in lid 1 bedoelde tijdruimte beloopt vijf jaar, te rekenen van het vertrek van de
vermiste of de laatste tijding van zijn leven. De termijn wordt verkort tot een jaar,
indien de betrokkene gedurende die periode wordt vermist en de omstandigheden zijn dood
waarschijnlijk maken.
3. Het gelasten van de oproeping van de vermiste en de verklaring van rechtsvermoeden van
overlijden, bedoeld in lid 1, kunnen ook worden verzocht door het openbaar ministerie.