1. Indien een persoon die zijn woonplaats heeft verlaten niet voldoende orde op het
bestuur van zijn goederen heeft gesteld, en er noodzakelijkheid bestaat om daarin geheel
of gedeeltelijk te voorzien of de afwezige te doen vertegenwoordigen, benoemt de
kantonrechter, op verzoek van belanghebbenden of het openbaar ministerie, een
bewindvoerder, ten einde het bewind over het geheel of een gedeelte van de goederen van de
afwezige te voeren en diens overige belangen waar te nemen.
2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt met iemand die zijn woonplaats heeft
verlaten, gelijkgesteld degene wiens bestaan onzeker is geworden of die onbereikbaar is,
ook al staat niet vast dat hij zijn woonplaats heeft verlaten.