1. Voor zover de kantonrechter niet anders bepaalt, vinden op het bewind van de
bewindvoerder de artikelen 338, 339, 340, 342 tot en met 357, artikel 358 lid 1 en de
artikelen 359 tot en met 363 overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de
bewindvoerder verplicht is jaarlijks ter griffie een rekening in te dienen van zijn
bewind.
2. De bewindvoerder komt als beloning toe 5% van de netto-opbrengst der door hem beheerde
goederen, tenzij de rechter daarvoor om bijzondere redenen een ander bedrag vaststelt.
3. Goedkeuring van een ingediende rekening door de rechter brengt geen nadeel toe aan de
bevoegdheid van de rechthebbenden om na het einde van het bewind over dezelfde tijdruimte
rekening en verantwoording te vragen, voor zover dit niet onredelijk is.
4. De bewindvoerder kan ook voor andere dan vermogensbelangen van de afwezige opkomen,
behoudens voor zover de rechter zulks heeft uitgesloten.
5. De rechter kan te allen tijde de bewindvoerder ontslaan en door een ander vervangen.