1. De voogd mag alle noodzakelijke, betamelijke en behoorlijk gerechtvaardigde uitgaven
aan de minderjarige in rekening brengen.
2. Indien de kantonrechter een bedrag bepaalt hetwelk jaarlijks mag worden besteed voor de
verzorging en opvoeding van de minderjarige of voor de kosten van het beheer van diens
vermogen, behoeft de voogd de besteding van dat bedrag niet gespecificeerd te
verantwoorden.
3. De rechter kan de voogd een beloning ten laste van de minderjarige toekennen, indien
hij dit gezien de zwaarte van de last van het bewind redelijk acht. Buiten dit geval mag
de voogd voor zichzelf geen loon berekenen, tenzij hem dat is toegekend bij de akte,
waarbij hij door een ouder is benoemd.