1. De rechtspersoon, die hem toevertrouwde minderjarigen uit huis plaatst, houdt het
Bureau voor Familierechtelijke Zaken schriftelijk op de hoogte van de plaatsen waar zij
zich bevinden.
2. De plaatsen, waar met voogdij belaste rechtspersonen minderjarigen geplaatst hebben,
worden door het Bureau voor Familierechtelijke Zaken bezocht, zo vaak het dit ter
beoordeling van de toestand der minderjari- gen dienstig acht.
3. Artikel 263 lid 4 is van overeenkomstige toepassing.