1. Met de rechtspersoon zijn de bestuurders hoofdelijk en persoonlijk aansprakelijk voor
iedere schade, die te wijten is aan een niet-behoorlijke uitoefening van de voogdij.
2. Iedere bestuurder zal zich echter van zijn aansprakelijkheid kunnen bevrijden door te
bewijzen, dat hij geen schuld heeft aan de schade.
3. Indien het bestuur overeenkomstig artikel 303 lid 2 een of meer van zijn leden in het
bijzonder tot de uitoefening van de voogdij gemachtigd heeft, wordt vermoed dat de schade
uitsluitend aan de schuld van deze leden is te wijten.