1. De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft de kantonrechter onverwijld kennis:
a. van het overlijden van ieder die minderjarige kinderen achterlaat;
b. van de aangifte van de geboorte van ieder kind, waarover de moeder niet van rechtswege
het gezag uitoefent.
2. De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft het Bureau voor Familierechtelijke Zaken
onverwijld kennis:
a. van het overlijden van ieder, die minderjarige kinderen nalaat, tenzij van rechtswege
in het gezag over deze kinderen is voorzien;
b. van de aangifte van de geboorte van ieder kind, geboren binnen 306 dagen nadat het
huwelijk van zijn moeder door de dood van haar echtgenoot is ontbonden, en van ieder kind,
ten aanzien van wie alleen het moederschap vaststaat;
c. van iedere latere vermelding houdende een erkenning, die is toegevoegd aan een
geboorteakte van een minderjarige;
d. van iedere door hem toegevoegde latere vermelding van gerechtelijke vaststelling van
het vaderschap;
e. van iedere door hem toegevoegde latere vermelding van een rechterlijke uitspraak die
een minderjarige betreft, houdende een ontkenning van het vaderschap, vernietiging van een
erkenning, gegrondverklaring van een betwisting of inroeping van staat of vernietiging van
zulk een uitspraak.
3. Indien het huwelijk van de overledene die minderjarige kinderen nalaat, gerechtelijk
was ontbonden, of de overledene van tafel en bed gescheiden was, bericht de ambtenaar van
de burgerlijke stand, zo de andere ouder nog leeft, deze omstandigheden tevens aan het
Bureau voor Familierechtelijke Zaken; deze zendt alsdan de door hem ontvangen kennisgeving
door aan de kantonrechter die over het verzoek tot ontbinding van het huwelijk of tot
scheiding van tafel en bed heeft beslist.