1. Indien een kind zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn
gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging
hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen, kan de kantonrechter het onder
toezicht stellen.
2. Hij kan dit doen op verzoek van een van de ouders, een ander die het kind als behorende
tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, een van de bloed- of aanverwanten tot en met de vierde
graad, het Bureau voor Familierechtelijke Zaken of het openbaar ministerie.