De boedel van een overledene wordt in staat van faillissement verklaard, indien één of meer der schuldeisers daartoe verzoek doen en summier aantonen, dat de overledene in de toestand verkeerde, dat hij had opgehouden te betalen of dat de nalatenschap ten tijde van het overlijden niet toereikend was ter betaling van de schulden van de overledene.