1. Opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 4, artikel 5 lid 1, artikel 41 leden 1 en 2, artikel 114 en artikel 116, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 5 jaren en geldboete van ten hoogste Srd. 750.000,= (Zevenhonderdvijftigduizend Surinaamse dollar).
2. Niet-opzettelijke doch verwijtbare overtredingen van het bepaalde in artikel 4, artikel 5 lid 1, artikel 41 leden 1 en 2, artikel 114 en artikel 116, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaren en geldboete van ten hoogste Srd. 200.000 (Tweehonderdduizend Surinaamse dollar).
3. De in lid 1 van dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
4. De in lid 2 van dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
5. Indien toepasselijk bevat iedere strafoplegging tevens de ontneming van de waarde der zaken of de zaken zelf die geheel of gedeeltelijk door middel van de feiten strafbaar gesteld in deze wet, zijn verkregen. Gelijke toepassing vindt plaats ten aanzien van het geldelijk voordeel hetwelk de schuldige of een ander is toegevallen.