1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze wet en daarbij kennis krijgt van, of de beschikking heeft over gegevens omtrent het doel en de taak van het instituut is geheimhoudingsplichtig. De geheimhouding heeft betrekking op die gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, tenzij hij vanwege enig wettelijk voorschrift tot mededeling is verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
2. Het is degene als bedoeld in lid 1 van dit artikel verboden handelingen te verrichten als gevolg waarvan hij of een ander enig voordeel trekt dan wel nadeel aan de Staat berokkend.
3. Alle rechtsgevolgen ontstaan uit een handelen met voorwetenschap, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, zijn nietig.