1. Het bestuur wijst voor het gebied een met de uitvoering van de bestandsopbouw belaste medewerker aan, alsmede een plaatsvervanger. De betrokken medewerker dient voldoende kennis van de landmeetkunde en openbare registers te hebben.
2. De aanwijzing van de medewerker wordt bekend gemaakt op de wijze als voorzien in artikel 118 leden 2 en 3, bij voorkeur gelijktijdig met de aanwijzing van het gebied.
3. Zo spoedig mogelijk na zijn benoeming legt de aangewezen medewerker de eed of belofte af in tegenwoordigheid van een lid van het bestuur of de districts-commissaris.