1. Op grond van de in artikel 120 genoemde gegevens en inlichtingen, alsmede van eigen bevindingen vormt de aangewezen medewerker zich een oordeel over de begrenzing van de onroerende zaken, alsmede over de rechthebbenden en de aard en omvang van de op de grond door de rechthebbende uitgeoefende rechten.
2. De aangewezen medewerker stelt van het onderzoek dat geleid heeft tot zijn oordeel een relaas van bevindingen op, vermeldende de namen van degenen, die zijn opgeroepen en verschenen, alsmede van de beweegredenen die geleid hebben tot zijn oordeel. Het relaas kan opgenomen worden in het in artikel 122 genoemde overzicht.