1. Indien binnen vijf jaar na de dag waarop de akte van overlijden overeenkomstig artikel
417 is opgemaakt, wordt bewezen dat deze akte onjuist is, zijn zij die te goeder trouw de
vruchten van de nalatenschap hebben genoten, slechts verplicht daarvan de helft terug te
geven; wordt de onjuistheid later bewezen, dan behoeven zij geen vruchten terug te geven.
2. Indien eerst meer dan tien jaar na de dag waarop de akte is opgemaakt, wordt bewezen
dat de akte onjuist is, zijn zij die de goederen te goeder trouw in bezit hebben genomen,
slechts verplicht de alsdan nog aanwezige goederen in de staat waarin zij zich bevinden,
af te geven, benevens de prijs van de vervreemde goederen of de goederen die daarvoor in
de plaats zijn getreden; alles zonder enige vruchten of vergoeding voor niet meer
aanwezige goederen en zonder verplichting van rekening en verantwoording.
3. Iedere verbintenis tot teruggave vervalt wanneer twintig jaar na de dag waarop de akte
is opgemaakt, zijn verlopen.