1. De voogd zorgt dat het vermogen van de minderjarige, zoals dit bij het begin van zijn
voogdij is samen- gesteld, zo spoedig mogelijk wordt geïnventariseerd.
2. Binnen acht weken na het begin van zijn voogdij doet de voogd ter griffie van het
kantongerecht van de woonplaats van de minderjarige schriftelijk opgave van de bij dat
begin aanwezige gerede gelden, effecten aan toonder en spaarbankboekjes.
3. Binnen acht maanden na het begin van zijn voogdij levert de voogd een ter bevestiging
van haar deugdelijkheid door hem ondertekende boedelbeschrijving in ter griffie van het
kantongerecht van de woonplaats van de minderjarige.
4. In de boedelbeschrijving is begrepen een opgave van de wijzigingen in de samenstelling
van het vermogen tot het ogenblik dat zij wordt opgemaakt.