1. In de boedelbeschrijving of in de verklaring, bedoeld in artikel 339, moet de voogd
opgeven wat hij van de minderjarige heeft te vorderen. Bij gebreke hiervan zal hij zijn
vorderingsrecht niet vóór diens meerderjarigheid kunnen uitoefenen.
2. Zolang de voogd zijn vorderingsrecht niet kan uitoefenen, draagt de hoofdsom van zijn
vordering geen rente.