1. Indien de minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het
gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden,
kan de voogd niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich
hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige brengen.
2. Voor zover de volgens lid 1 vereiste toestemmingen niet worden verkregen, kunnen zij op
verzoek van de voogd door die van de kantonrechter worden vervangen. Dit verzoek wordt
slechts ingewilligd, indien de rechter dit in het belang van de minderjarige acht.
3. In geval van afwijzing van het verzoek is de beschikking van kracht gedurende een door
de kantonrechter te bepalen termijn, welke de duur van zes maanden niet te boven mag gaan.
Is echter voor het einde van deze termijn een verzoek tot ondertoezichtstelling van het
kind, tot ontzetting van de voogd dan wel een verzoek als bedoeld in artikel 299a,
aanhangig gemaakt, dan blijft de beschikking gelden totdat op het verzoek bij gewijsde is
beslist.