1. Kinderen die onder voogdij staan van natuurlijke personen, kunnen onder toezicht worden
gesteld.
2. Op deze ondertoezichtstelling zijn de artikelen 254 tot en met 263 en 265 van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande nochtans dat deze ondertoezichtstelling ook
door de voogd kan worden verzocht.
3. De kosten, bedoeld in artikel 264, komen ten laste van de ouders, of, indien deze
onvermogend dan wel overleden zijn, van de minderjarige zelf. Voor zover ook deze laatste
onvermogend is, blijven zij ten laste van de Staat.