1. Degene die met instemming van de voogd een minderjarige in zijn gezin, anders dan uit
hoofde van een ondertoezichtstelling of een voorlopige toevertrouwing aan het Bureau voor
Familierechtelijke Zaken, ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed, kan de
kantonrechter verzoeken hem dan wel een rechtspersoon als bedoeld in artikel 302, tot
voogd te benoemen.
2. Indien de minderjarige door meer dan één persoon als behorende tot het gezin wordt
verzorgd en opgevoed, kan het verzoek slechts door de desbetreffende personen
gemeenschappelijk worden gedaan.
3. Het verzoek kan ook worden gedaan door het Bureau voor Familierechtelijke Zaken.
4. De rechter willigt het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de
minderjarige acht en hem genoegzaam is gebleken, dat de voogd niet bereid is zich van zijn
bediening te doen ontslaan. Alsdan benoemt hij bij voorkeur degene wiens benoeming wordt
verzocht tot voogd, mits deze bevoegd is tot uitoefening van de voogdij.
5. Is het bij lid 1 bedoelde verzoek gedaan, dan blijft artikel 336a lid 2 buiten
toepassing, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist.