1. Een ieder die de Surinaamse nationaliteit bezit en in Suriname zijn woonplaats heeft,
is voor zover die niet reeds van een geslachtsnaam dan wel van een voornaam of voornamen
voorzien is, verplicht zich zodanige namen te kiezen onder goedkeuring van de Directeur
van Binnenlandse Zaken.
2. De Directeur van Binnenlandse Zaken geeft aan een ieder die zodanige namen heeft
gekozen, als bedoeld in lid 1, een door deze gedagtekend en gewaarmerkt boekje, waarin
vermeld staan:
a. de oude namen;
b. de gekozen namen;
c. de namen van de ouders, en
d. de in leven zijnde afstammelingen.
3. Degene die zodanige namen heeft gekozen vertoont het boekje, als bedoeld in lid 2, aan
de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn woonplaats die het voor gezien tekent.
4. Indien de betrokkene in de registers van de burgerlijke stand reeds genoemd staat,
wordt een latere vermelding bij de betrekkelijke akte aangetekend, dat deze sedert de
datum waarop het boekje, bedoeld in lid 2, is gedagtekend de zodanige gekozen namen
draagt.
5. In de registers van de burgerlijke stand worden bij voorkomende gevallen uitsluitend de
zodanige gekozen namen vermeld.
6. Personen die vóór hun stamouder een geslachtsnaam en voornaam of voornamen hebben
gekozen en van wie achteraf blijkt dat zij daarna vanwege hun afstamming rechtens een
geslachtsnaam aan hun stamouder ontlenen en vanaf dien ten onrechte de door hun gekozen
geslachtsnaam hebben gehanteerd, worden desgewenst toegestaan deze geslachtsnaam te
behouden. Hiervan wordt een latere vermelding toegevoegd aan hun geboorteakte en de
daarvoor in aanmerking komende akten van de burgerlijke stand.
7. Personen van wie uit de bevolkingsadministratie is komen vast te staan dat hun
geslachtsnaam het gevolg is van een verschrijving en die de door die verschrijving
ontstane geslachtsnaam zijn blijven voeren, worden desgewenst toegestaan deze
geslachtsnaam te behouden. Hiervan wordt overal in de akten van de burgerlijke stand, waar
die verschrijving in de geslachtsnaam tot uitdrukking komt, melding gemaakt.
8. De Directeur van Binnenlandse Zaken houdt van het bepaalde in lid 2 een Register van
Naamsaanneming bij, en stelt terstond de ambtenaar van de burgerlijke stand van het bureau
voor burgerzaken waar betrokkene staat ingeschreven schriftelijk in kennis van elke
zodanige gekozen namen.