1. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 24 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat met ingang van de dag waarop de periode van 24 maanden is overschreden,
2. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat alsdan op de dag waarop de vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werd aangegaan.
3. Lid 1 en lid 2 zijn van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
4. Lid 1 is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor niet meer dan zes maanden tot maximaal één jaar die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 24 maanden of langer.
5. De termijn van opzegging wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 11 van de Wet Omzetting Arbeidsovereenkomst voor Bepaalde Tijd in Arbeidsovereenkomst Onbepaalde Tijd (S.B. 2018 no. 93), berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de eerste arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 1 en lid 2.
6. Een beding in strijd met dit artikel is nietig, tenzij het ten voordele is van de werknemer, zulks ter beoordeling van het Hoofd van de Arbeidsinspectie of de kantonrechter.