1. Binnen dertig dagen na de datum van ontvangst van de in artikel 64 lid 2,
bedoelde aangetekende brief kunnen de betrokken notaris of kandidaat-notaris en
de klager bij verzoekschrift van de beslissing van het Tuchtcollege, in hoger
beroep komen bij het Hof van Justitie. De griffier van het Hof van Justitie geeft
van het instellen van het beroep onverwijld kennis aan het Tuchtcollege, de SNB,
de notaris of kandidaat-notaris, indien het beroep door de klager is ingesteld, en
aan de klager indien het beroep door de notaris of kandidaat-notaris is ingesteld.
2. Het bepaalde in de artikelen 60 en 61 is van overeenkomstige toepassing.
3. Het Hof van Justitie bestaande uit drie leden waarvan het oudste lid als voorzitter
optreedt, behandelt de zaak opnieuw in volle omvang. Het Hof kan mede
oordelen over feiten die het Tuchtcollege niet voor een maatregel vatbaar heeft
geacht, en kan door het Tuchtcollege onbewezen geachte feiten onderzoeken.
4. Het Hof van Justitie kan:
a. het hoger beroep ongegrond verklaren;
b. met toepassing van artikel 60 de daarin bedoelde maatregelen opleggen;
c. verklaren dat er geen grond bestaat voor het opleggen van een maatregel.
5. Het Hof van Justitie geeft een met redenen omklede beslissing.
6. De griffier geeft van de beslissing per aangetekend schrijven onverwijld kennis
aan:
a. de notaris of kandidaat-notaris;
b. de klager;
c. de SNB, indien zij niet reeds als klager is opgetreden;
d. voor zover toepasselijk, een extern toezichtsorgaan op notarissen, indien deze
niet reeds als klager is opgetreden en voor zover de klacht het
toezichtsorgaan regardeert;
e. de Procureur-generaal, indien gedurende de tuchtprocedure, het vermoeden
bestaat dat een strafbaar feit is gepleegd, dan wel een strafrechtelijk
onderzoek is ingesteld tegen de betrokkene.