1. Op de overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt een schip, anders dan bij wijze van rompbevrachting, uitsluitend ter zee ter beschikking te stellen van de andere partij voor andere doeleinden dan het daarmee vervoeren van zaken of personen zijn de bepalingen nopens averij-grosse alsmede de bepalingen van deze titel van overeenkomstige toepassing.
2. Partijen hebben de vrijheid af te wijken van in lid 1 op hun onderlinge verhouding toepasselijk verklaarde bepalingen.