1. Tenzij uit wet of verdrag anders voortvloeit, is de betrokkene tijdens het
mentorschap onbevoegd recht- shandelingen te verrichten in aangelegenheden betreffende
zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.
2. Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde rechtshandelingen vertegenwoordigt de mentor de
betrokkene in en buiten rechte, tenzij op grond van wet of verdrag vertegenwoordiging
uitgesloten is. De mentor kan de betrokkene toestemming verlenen deze rechtshandelingen
zelf te verrichten.
3. Ten aanzien van andere handelingen dan rechtshandelingen betreffende de in lid 1
genoemde aangelegenheden treedt de mentor, voor zover de aard van de desbetreffende
handeling dit toelaat, in plaats van de betrokkene op.
4. De mentor geeft aan de betrokkene raad in hem betreffende aangelegenheden van
niet-vermogensrechtelijke aard en waakt over diens belangen ter zake.
5. Verzet de betrokkene zich tegen een handeling van ingrijpende aard in aangelegenheden
als in de leden 2 en 3 bedoeld, dan kan die handeling slechts plaatsvinden indien zij
kennelijk nodig is ten einde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen.