1. Een meerderjarige kan door de kantonrechter onder curatele worden gesteld:
a. wegens een geestelijke stoornis, waardoor de gestoorde, al dan niet met tussenpozen,
niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen;
b. wegens verkwisting;
c. wegens gewoonte van drankmisbruik dan wel gewoonte van misbruik van verdovende of
stimulerende middelen, waardoor hij:
1 zijn belangen niet behoorlijk waarneemt,
2 in het openbaar herhaaldelijk aanstoot geeft, of
3 de eigen veiligheid of die van anderen in gevaar brengt.
2. Indien te verwachten is dat ten aanzien van een minderjarige op het tijdstip waarop hij
meerderjarig zal worden, van een der in lid 1 genoemde gronden voor curatele sprake zal
zijn, kan de curatele reeds voor de meerderjarigheid worden uitgesproken.