Categories

    Recent Posts

    No Posts Found!

    Tags

      Artikel 370

      1. De kantonrechter kan op verzoek van de voogd of ambtshalve, het vermogen van de
      minderjarige of een deel daarvan, met inbegrip van de vruchten, voor de duur van diens
      minderjarigheid onder bewind stellen, indien hij dit in het belang van de minderjarige
      nodig oordeelt.
      2. De rechter benoemt de bewindvoerder en bepaalt het aan deze toekomende loon. Hij kan
      bij de instelling van het bewind bepalen dat de voogd de door de onderbewindstelling
      veroorzaakte kosten, met inbegrip van het loon, geheel of gedeeltelijk aan de minderjarige
      moet vergoeden alsmede dat de voogd, behoudens zijn verhaal op de bewindvoerder, voor
      diens verrichtingen aansprakelijk is jegens de minderjarige.
      3. Op het bewind zijn de bepalingen omtrent het bewind van een voogd van overeenkomstige
      toepassing. De bewindvoerder is bij uitsluiting bevoegd tot vernietiging van
      rechtshandelingen van de minderjarige, strekkend tot beheer of beschikking met betrekking
      tot de onder bewind staande goederen.
      4. De rechter bepaalt welke uitkeringen de bewindvoerder uit de onder het bewind gestelde
      goederen en de vruchten daarvan aan de voogd moet doen ten behoeve van de verzorging en
      opvoeding van de minderjarige of ten behoeve van het beheer van diens niet onder het
      bewind gestelde goederen. Hij kan deze beschikkingen te allen tijde op verzoek van de
      voogd of de bewindvoerder of ambtshalve wijzigen.
      5. De bewindvoerder is verplicht aan de rechter te allen tijde alle door deze gewenste
      inlichtingen te verstrekken.
      6. Hij is voorts verplicht jaarlijks en aan het einde van zijn bewind aan de voogd, de
      meerderjarig gewordene of de erfgenamen van de minderjarige, wanneer deze is overleden,
      ten overstaan van de rechter rekening en verantwoording af te leggen.
      7. Geschillen die bij de rekening en verantwoording rijzen, beslist de rechter.
      8. Blijft een der partijen in gebreke tot deze aflegging van rekening en verantwoording
      mede te werken, dan zijn de artikelen 771 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke
      Rechtsvordering van toepassing.
      9. De rechter kan te allen tijde op verzoek van de bewindvoerder, de voogd of ambtshalve
      het bewind opheffen of de bewindvoerder ontslaan en door een ander vervangen.