1. Wanneer het vermogen van de minderjarige of een gedeelte daarvan in een onderneming van
handel, landbouw of nijverheid is geplaatst, mag de voogd de zaken voor rekening, hetzij
van de minderjarige alleen, hetzij van deze met anderen, niet voortzetten dan met
machtiging van de kantonrechter.
2. Zonder machtiging van de rechter mag de voogd een boedel waartoe de minderjarige
gerechtigd is, niet onverdeeld laten.