1. Een in strijd met artikel 345 of 346 verrichte rechtshandeling ten name van de
minderjarige is vernietigbaar; op de vernietigingsgrond kan slechts een beroep worden
gedaan van de zijde van de minderjarige.
2. Lid 1 geldt niet voor een rechtshandeling anders dan om niet indien de wederpartij te
goeder trouw was en voor een rechtshandeling die de minderjarige geen nadeel heeft
berokkend.