1. De partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende
andere personen krijgen tijdig tevoren de gelegenheid om van de inhoud van de
akte kennis te nemen. Alvorens tot het verlijden van een akte over te gaan, doet
de notaris aan de verschijnende personen mededeling van de zakelijke inhoud
daarvan en geeft daarop een toelichting. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de
gevolgen die voor partijen of één of meer van hen uit de inhoud van de akte
voortvloeien of daarmee verband houden. Van dit een en ander wordt in de akte
melding gemaakt.
2. Indien de verschijnende personen na de zakelijke opgave eenparig verklaren van
de inhoud van de akte kennis te hebben genomen en op de volledige voorlezing
daarvan geen prijs te stellen, kan de voorlezing zich beperken tot:
a. de vermelding van voornaam of voornamen, naam en standplaats van de
notaris en van de datum en plaats van verlijden van de akte;
b. dat gedeelte van de akte, hetwelk de omschrijving van de verschijnende
personen en van de partijen omvat;
c. het slot van de akte.
3. Bij akten die in tegenwoordigheid van getuigen worden verleden is steeds
volledig voorlezing vereist.
4. Bij overtreding van het bepaalde in lid 3 zal de akte alleen kracht van onderhands
geschrift hebben, voor zover de akte door de verschijnende personen getekend is.