1. De akte wordt verleden in de taal, welke partijen verkiezen, mits de notaris en de
getuigen, indien deze vereist zijn, deze verstaan en geen wettelijke regeling zich
tegen de verkozen taal verzet.
2. Wanneer de verschijnende personen geen de notaris bekende taal verstaan, moet
de akte in de Nederlandse taal worden verleden. Een beëdigde vertaler, of onder
bijzondere omstandigheden een door de notaris aan te wijzen vertaler, geeft de
verklaring van de verschijnende personen aan de notaris te kennen en vertolkt de
akte daarna volledig naar waarheid en op een voor hen verstaanbare wijze. Van
het te kennen geven van deze verklaring en vertolking wordt in de akte melding
gemaakt.
3. De door de notaris aangewezen andere vertaler, bedoeld in lid 2, moet vooraf
tegenover de notaris, naar de wijze van zijn godsdienstige gezindheid, de eed
afleggen of de belofte doen zijn taak naar geweten te zullen vervullen.