1. Het hoger beroep vangt aan met een verklaring dat men van dat middel gebruik wil maken, door de eiser in beroep of diens daartoe gemachtigde ter griffie van het kantongerecht waar de beslissing is gegeven, afgelegd of aldaar schriftelijk ingediend.
2. Indien een gemachtigde de verklaring aflegt, legt hij daarbij de akte van volmacht over, tenzij die akte reeds vroeger werd overlegd of de volmacht mondeling ter zitting werd verleend.
3. Van de afgelegde of ingediende verklaring houdt de griffier onverwijld aantekening in het algemeen register, onder vermelding van de dagtekening waarop zij is afgelegd of ontvangen.
4. Het hoger beroep vervalt en de aantekening wordt doorgehaald indien niet, naar regels gesteld in het Procesreglement, tijdig de vereiste betekening heeft plaatsgevonden.
5. De dagtekening, bedoeld in lid 3, geldt bij de berekening van de beroepstermijn als tijdstip van de verklaring.