De bewindvoerders toetsen de ingezonden rekeningen aan de aantekeningen en opgaven van de schuldenaar, treden, als zij tegen de toelating van een vordering bezwaar hebben, met de schuldeisers in overleg, en zijn bevoegd van deze overlegging van ontbrekende stukken alsook inzage zijner aantekeningen en der oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.