Zodra de surséance een aanvang heeft genomen, kan de schuldenaar, met inachtneming van het bij artikel 218 bepaalde, aan werknemers in zijn dienst de dienstbetrekking opzeggen, met inachtneming van de overeengekomen of wettelijke termijn, met dien verstande echter, dat in elk geval de dienstbetrekking kan worden geëindigd door opzegging met een termijn van zes weken, of indien de termijn, omschreven in artikel 1615i, lid 3, van het Surinaams Burgerlijk Wetboek langer is dan zes weken, met in achtneming van die termijn. Zodra de surséance een aanvang heeft genomen, behoeft bij opzegging van de dienstbetrekking door werknemers in dienst van de schuldenaar het bepaalde in artikel 1615i, leden 3 en 4, van het Surinaams Burgerlijk Wetboek niet in acht te worden genomen. Van de aanvang van de surséance af is het loon boedelschuld.