Categories

    Recent Posts

    No Posts Found!

    Tags

      Artikel 218

      Gedurende de surséance is de schuldenaar onbevoegd enige daad van beheer of beschikking betreffende de boedel te verrichten zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders. Indien de schuldenaar in strijd daarmede gehandeld heeft, zijn de bewindvoerders bevoegd alles te doen, wat vereist wordt, om de boedel te dier zake schadeloos te houden.
      Voor verbintenissen van de schuldenaar, zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders na de aanvang der surséance ontstaan, is de boedel niet aansprakelijk, dan voor zoverre deze tengevolge daarvan is gebaat.