Openlegging van tot een administratie behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers kunnen, voor zover zij daarbij rechtstreeks en voldoende belang hebben, vorderen:
a. de erfgenamen, ten aanzien van de administratie van de erflater;
b. deelgenoten in een gemeenschap, ten aanzien van de administratie betreffende de gemeenschap;
c. schuldeisers in het geval van een faillissement, ten aanzien van de administratie van de failliet.