1. De rechter kan in de loop van een geding, op verzoek of ambtshalve, aan partijen of aan een van hen de overlegging bevelen van onder hen berustende boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen.
2. Partijen kunnen dit weigeren indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
3. De rechter beslist of die weigering gerechtvaardigd is, bij gebreke waarvan hij daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.