Ieder erkend schuldeiser is bevoegd om binnen de tijd van drie maanden na voorschreven aankondiging verzet tegen het verzoek te doen, door inlevering van een met redenen omkleed bezwaarschrift ter griffie; de griffier geeft hem een bewijs van ontvangst af.
Dit verzet mag alleen daarop gegrond zijn, dat de verzoeker niet behoorlijk aan het voorschrift van artikel 199 heeft voldaan.