1. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
a. door het verstrijken van de termijn waarvoor men benoemd is;
b. door het verlies van de kwaliteit die vereist is om als bestuurder gekozen te
kunnen worden;
c. door aftreden van een bestuurslid;
d. door het overlijden van een bestuurslid;
e. door ontslag door de algemene ledenvergadering.
2. Aftreden door een bestuurslid geschiedt schriftelijk aan het bestuur, met
inachtneming van een opzeggingstermijn van 3 (drie) maanden.
3. Ontslag door de algemene ledenvergadering geschiedt schriftelijk, met opgaaf van
redenen en met inachtneming van een termijn van 3 (drie) maanden.
4. Voor een besluit van de algemene ledenvergadering tot ontslag is een
meerderheid vereist van ten minste 2/3 (twee/derde) deel van de geldig
uitgebrachte stemmen.